Poepen in de woestijn

De woestijn

Een beproefde manier om een nieuw idee, een nieuw product, een nieuw soort uitsmijter ham-kaas te maken is dus greenfield, want dát is in een grotere organisatie vaak de enige manier om allerlei afhankelijkheden te ontlopen. Greenfield wil zeggen: je doet het op eigen houtje, op een eigen plek, met eigen mensen en eigen spullen. Het vergt een beetje ritselen… zeker als je écht geen afhankelijkheden wilt met de bestaande organisatie. Wat is dan die eigen plek? … nou, de woestijn bijvoorbeeld. Niet echt green, maar wel dé plek om lekker je gang te gaan!

Een tentje

Je bouwt een tentje, je regelt wat kookspullen, ingrediënten zoals verse eieren, peper, snufje zout… kost wel wat om al die spullen op de juiste plek te krijgen, en om alles vers te hebben en vers te houden, maar je zit in de bewijsfase, de proof of concept, de pilot. Geld speelt eigenlijk nog niet zo’n rol… eerst maar eens bewijzen dat jouw nieuwe uitsmijter ham-kaas véél lekkerder is dan alle andere. Hoe bewijs je dat? Door de eerste klant te vragen of ie het lekker vindt, of ie blij is… oh sorry, dat heet tegenwoordig user story, use case, minimum business value, minimum viable product. Ik zie soms in de woestijn het bos ook niet altijd meer. … maar ik dwaal af.

Volgende klant

Meteen nadat je de eerste blije klant hebt, nodig je er nóg een paar uit. In deze fase moet je ze dan nog wel persoonlijk ophalen, want liefhebbers van uitsmijter ham-kaas denken niet als vanzelf aan jouw tentje in de woestijn. En je hebt meer spullen nodig. Kost wat moeite, kost wat geld… maar dat speelt op dit moment eigenlijk nog steeds geen rol. Overigens, als iemand je daarop wijst dan mag je gewoon zeggen “da’s oud denken, niet meer van deze tijd; het staat de ontwikkeling van nieuwe uitsmijters ham-kaas in de weg”. Mag je gewoon negeren! Zo werkt immers greenfield.

De eerste klant moét

Een bijkomend voordeel van een proof of concept, een pilot of al die nieuwe termen die je daarvoor wilt gebruiken, is dat je kunt scopen. P’don? Dat betekent dat je eigenlijk alles waar je geen rekening mee hebt gehouden of waar je geen rekening mee hebt wíllen houden, buiten de scope van je tent plaatst. Letterlijk! Voorbeeldje: een klant die je uitsmijter heeft verwerkt, zeg maar: die moet poepen, die mag dat buiten de tent doen… achter een ehhh… buiten de tent.

Tot zover innovatie

Ik ga het niet hebben over het nut van een nieuwe uitsmijter ham-kaas. Die zal best lekker zijn… of niet, maar dan issie vast wel sneller klaar. Maar ik vraag me wel af: zo’n tentje in de woestijn, waar je nog niet alles binnen kunt doen, waar nog niet alles volledig naar behoefte is, waar je bijvoorbeeld nog niet kunt reserveren, waar je nog geen keuze hebt in drank, bruikbaar voor slechts een klein deel van de populatie en waar de rest van de organisatie nog geen idéé van heeft, zelfs niet een oud idee, daar moet je toch snel een duidelijk plan bedenken over hoe we daar in de bestaande organisatie mee zullen omgaan? … hetzij door het aanpassen van de organisatie hetzij door het aanpassen van de tent. Dat is dus toch pas het begin? Dan moet het échte werk toch nog gebeuren? En als je dat niet doet… dan wordt het toch gewoon –wat we ooit noemden- shadow IT? Of is dat weer “oud denken”?

Richard Bliek